In augustus nemen we Jeroen Windmeijer ‘onder de loep’. Zijn nieuwe boek Het Pilgrim Fathers-complot verscheen 7 augustus bij uitgeverij HarperCollins en is het laatste deel van de Leidse trilogie. Hoogtijd om nader kennis te maken met deze verhalenverteller.
Wij zullen dit interview plaatsen als een drieluik, in de traditie van Jeroens werk. Deze week deel I.
Waarom ben je gaan schrijven?
Ik heb het altijd heel erg fijn gevonden om te schrijven, van kinds af aan. Al op de lagere school had ik ‘penvrienden’ zoals dat toen heette met wie ik wekelijks schreef. Ik vond het leuk – en vind dat nóg – om te proberen je gedachten op een goede manier op papier te zetten, een gebeurtenis te beschrijven of te omschrijven hoe je je voelde. Later kwamen daar dagboeken bij, zo vanaf mijn middelbare schooltijd. Vanaf mijn studententijd ben ik veel gaan reizen. Dit was natuurlijk allemaal in het pre-internet tijdperk, dus dan schreef ik lange brieven naar huis en hield ik altijd een reisdagboek bij. Soms was het puur therapeutisch hoor. Dan voelde je je eenzaam of verloren, zo ver van huis in je eentje, en probeerde ik gewoon even weg te vluchten in het schrijven. Dat was dan een lijntje met de mensen thuis. Maar ik heb altijd plezier gehad puur in het schrijven zelf, als activiteit, het proberen goede woorden te vinden voor de gedachten in je hoofd en de gevoelens in je hart.
Pas tijdens het schrijven aan mijn proefschrift – ik ben gepromoveerd op een antropologisch onderzoek naar een Indiaanse bevolkingsgroep in Ecuador – ben ik fictie gaan schrijven. Ik denk dat ik behoefte had aan een tegenwicht voor het strikt wetenschappelijke karakter van wat ik toen aan het schrijven was. Alles wat je in je proefschrift beweert, moet je onderbouwen met literatuurverwijzingen en voetnoten natuurlijk. Ik begon toen met het schrijven van verhalen juist om die vrijheid van fictie te voelen, binnen de logische grenzen van je verhaal kun je dan in feite schrijven wat je maar wil. In het begin schreef ik over dingen die ik zelf meegemaakt had, zoals alle beginners neem ik aan. Ik weet nog goed dat ik een regel aan het deleten was, omdat wat ik geschreven had niet overeenkwam met hoe het echt gegaan was. Middenin die handeling stopte ik en dacht ik: maar dat maakt toch niet uit? Dat was echt een doorbraak voor mij. Ik heb in de tijd erna twee romans geschreven, maar daar is nooit iets mee gebeurd.
Wat is je favoriete plek om te schrijven?
Mijn vrouw en ik hebben allebei een eigen werkkamer in ons huis, helemaal ingericht naar onze eigen smaak met onze eigen boeken. Zij is vertaler van Turkse literatuur, inmiddels heeft ze zes of zeven boeken op haar naam staan. Mijn kamer is volgestouwd met boeken over godsdienst en filosofie, met aan de muur een enorm behang met de mozaïeken afbeelding van Jezus uit de Aya Sofia. Daar zit ik heel graag te werken, meestal met rustige klassieke muziek op de achtergrond, vaak de Matthäus–Passion van Bach, en met brandende wierookstokjes. Op mijn kamer ruikt het als in een katholieke kerk, hahaha. Ik heb ook speciaal van die echte kerkwierook gekocht.
Sinds enige jaren hebben we een moestuin aan de rand van Leiden met een tuinhuisje, waar je kunt koken en slapen, er is stromend water, alles, behalve wifi. Daar zit ik vanaf de lente heel graag. Ik heb dan de tuindeuren opengeslagen en kijk zo de groene tuin in waar het een drukte van belang is met vogels, vlinders en bijen. Tussendoor maak ik een wandeling of ga ik onkruid wieden. Om de zoveel tijd moet ik ook voor mijn eigen bijen zorgen, want ik ben imker. Maar dat is een bij-baan, hahaha.
Hoe waarheidsgetrouw wil je schrijven?
Mijn verhalen zouden waargebeurd kunnen zijn, in zoverre, ik wil dat ze zich afspelen in een herkenbare wereld. Dus als de hoofdpersoon rechtsaf slaat en een brug oversteekt, moet die brug daar in het echt ook wel liggen. Niet voor niets zijn bij alle drie mijn boeken wandelingen gemaakt, zodat je met de hoofdpersonen uit mijn boek mee kunt lopen. Onderweg krijg je historische informatie, dus je steekt er ook nog wat van op. We zijn nu zelfs bezig om wandelapps te ontwikkelen die via Izi.travel gratis beschikbaar komen. Aan de hand van de app kun je door Leiden wandelen waarbij je op historische plekken informatie krijgt, maar ook mij kunt horen voorlezen uit het boek omdat een bepaalde scène daar plaatsvindt.
Verder speel ik als schrijver natuurlijk graag een spel met de geschiedenis, anders kun je net zo goed een non-fictie boek gaan schrijven. Voor al mij boeken heb ik tot nu toe telkens ongeveer een half jaar een intensieve studie van mijn onderwerp gemaakt: Petrus, Paulus en voor mijn nieuwe boek de Pilgrim Fathers. Wat ik dan probeer is om de witte vlekken, die al die geschiedenissen hebben, op een fantasievolle maar toch aannemelijke manier in te vullen, een beetje what if… Een mooi compliment kreeg ik van een Leidse hoogleraar Nieuw-Testament, die mij over De bekentenissen van Petrus schreef: ‘jouw versie van het verhaal is net zo (on)aannemelijk als de officiële versie’.
Ben je bang dat je teveel wilt uitwijden?
Na die studie van een half jaar heb ik telkens in zes maanden de eerste versie van het boek geschreven, soms wel 500 computerpagina’s! Bij Het Pauluslabyrint bijvoorbeeld is daar tussen de 20-25% van verdwenen, een lastig onderdeel van het schrijfproces. Mijn redacteur van HarperCollins, Lisanne Matthijssen is ‘streng maar rechtvaardig’. Uiteindelijk heb ik als schrijver het laatste woord, maar in het algemeen buig ik voor haar ervaring en voor haar grote inzicht in wat een verhaal nodig heeft om goed verteld te worden. Ook heb ik een heel goede eindredacteur, Lidia Dumas, die ontzettend scherp is, zowel op detailniveau als op grote lijnen.
Ik heb de neiging uit te wijden. Er zijn mensen die vinden dat ik dat te veel doe, maar dan denk ik, dan is mijn boek gewoon niet geschikt voor jou. Umberto Eco schrijft in De naam van de Roos soms ook pagina’s over middeleeuwse ridderordes en godsdienstige twisten – dat wordt ook niet door iedereen gewaardeerd. Maar veruit de meeste mensen kunnen dit in mijn boeken waarderen, juist omdat dit mijn thrillers uittilt boven het gemiddelde niveau denk ik. Ik lees veel thrillers, maar vaak vind ik die uiteindelijk wat teleurstellend. Ja, op de laatste bladzijde ontdek je dat de butler het toch gedaan heeft en dat had je helemaal niet verwacht, maar dan sla je het boek dicht, en dan? Je bent voor even vermaakt, net als bij een Hollywoodfilm, maar ik wil uiteindelijk meer van een boek. En ik wil mijn lezers ook meer bieden dan een paar uur vermaak. Misschien kun je mijn boeken beter omschrijven als ‘Filmhuisboeken’, misschien wat moeilijker dan gemiddeld, met wat meer uitweidingen, maar uiteindelijk steek je er nog wat van op ook – los van dat ik een spannend verhaal geboden heb.
Hoe lastig is het om een verhaal te schrijven dat deels waar gebeurd is en deels verzonnen? Of is het juist een bevrijding om als auteur aan de haal te gaan met de feiten?
Ik weet niet of ik een echte historische roman zou kunnen schrijven, dan zou ik mezelf waarschijnlijk toch te veel gevangen voelen, te weinig vrijheid hebben. Ik vind het wél leuk om een historisch gegeven als uitgangspunt te nemen en vanaf daar te bedenken wat er had kunnen gebeuren. Of wat er misschien wel echt gebeurd is, maar buiten de geschiedenisboeken is gebleven, onder het tapijt is geschoven. Zo loop ik al heel lang rond om een roman te schrijven over de laatste dagen van Jezus. Ik wil dan uitgaan van de verhalen in het Nieuwe Testament, maar daar dan mijn eigen draai aan geven. Alleen maar het verhaal navertellen dat al bekend is, zou ik dan saai vinden. Maar een bepaald uitgangspunt zoals het verhaal rond de apostel Petrus of de geschiedenis van de Pilgrimfathers geeft mij wel een broodnodig kader waarbinnen mijn verzonnen verhaal zich vervolgens af gaat spelen.
Maar om antwoord te geven op je vraag, ja het is bevrijdend om als auteur aan de haal te gaan met de feiten, maar dan wel binnen bepaalde grenzen. Ik vind het zelf geweldig om al schrijvend te merken dat het verhaal een bepaalde kant opgaat. Op de beste momenten heb je soms bijna het idee dat het verhaal zich aan jóu vertelt en dat jij het alleen maar op hoeft te typen. Je laat je meevoeren op de stroom – letterlijk een flow – en dan ben je soms echt verrast naar waar het verhaal je heen voert.
Wil je de lezers ook aan het denken zetten?
Ja. Ik ben leraar op een middelbare school in Leiden, ik geef maatschappijleer en godsdienst, hoewel ik zelf niet gelovig ben. En leraar ben ik in hart en nieren, dus ook in mijn boeken wil ik onderwijzen. Zelf wil ik dus ook eigenlijk altijd iets opsteken als ik een boek lees, iets nieuws leren. Als ik nu naar mijn drie boeken kijk, denk ik dat de rode draad is dat ik de kracht van verhalen wil laten zien. Uiteindelijk houdt iedereen van verhalen. Ook een drukke HAVO 4-klas krijg je stil als je begint met: ‘Er was eens een koning en die had twee zoons…’ Omdat al die leerlingen ook wel aanvoelen dat die koning dood gaat en er dan dus een probleem ontstaat: wie wordt de nieuwe koning? Het willen vertellen van verhalen en het willen luisteren daarna zit in ons DNA denk ik. Vanaf de vroegste geschiedenis van de mensheid verzamelden mensen zich ’s avonds rond het vuur om naar elkaars verhalen te luisteren.
Verder wil ik graag meegeven dat iets niet waargebeurd hoeft te zijn om waar te zijn. Ik kan naar een film kijken en ontroerd raken, terwijl ik natuurlijk ook wel weet dat het acteurs zijn die een door iemand anders geschreven tekst uit het hoofd geleerd hebben, dat er camera’s omheen staan, microfoons, lampen et cetera. Maar toch weerhoudt dat me er niet van dat ik aan het eind met tranen in mijn ogen zit, omdat het ging over iets wat ik herkende uit mijn eigen leven, iets dat me aansprak. Het is dan wel niet waargebéurd, maar er zat wel een bepaalde wáárheid in. Dat kun je ook hebben met een liedje, een gedicht, een toneelstuk. Daarom is het voor mij ook helemaal niet belangrijk of Jezus bijvoorbeeld al die dingen echt gedaan en gezegd heeft zoals die in het Nieuwe Testament beschreven staan. Zelfs of hij bestáán heeft, is in feite een non-issue. Met zijn leven en zijn verhalen is hij een bron van inspiratie voor miljarden mensen, als tweeduizend jaar. Een verhaal als De Verloren Zoon is en blijft schitterend, hoe vaak je het ook leest. Het is typisch zo’n verhaal dat met je meegroeit, net trouwens als alle verhalen van Jezus – je leest er telkens weer iets anders in, afhankelijk van de levensfase waarin je je bevindt.
Wat mij betreft sla je dan ook helemaal de plank mis als je die verhalen letterlijk gaat nemen, zo van: zo en zo is het gebeurd, dat en dat is ermee bedoeld. Vanaf dat moment heb je een reden om mensen, die jouw enig juiste interpretatie niet delen, terecht te wijzen en uiteindelijk zelfs de hersens in te slaan – want zij zijn fout en jij hebt het bij het rechte eind. Dat is een bron van intolerantie, die aan de basis ligt van heel veel problemen waar we op dit moment in de wereld mee te maken hebben.
Je geeft les op school, hoe kijken je leerlingen naar je boeken?
In het algemeen zijn mijn leerlingen daar niet erg mee bezig hahaha. Wat veel leerlingen nog wel willen weten is hoeveel ik ermee verdien. Of waarom ik nog steeds les geef als ik ook geld verdien met schrijven. Maar leerlingen mogen mijn boeken lezen voor hun lijst en verschillende doen dat ook. Ik heb al een paar keer meegemaakt dat ik via Messenger een berichtje kreeg van leerlingen, vlak voor hun mondeling, met vragen als: ‘tot welke stroming behoort uw boek’ of ‘wat zijn de hoofdthema’s van uw boek’? Dat is wel grappig natuurlijk. Er zullen niet veel schrijvers zijn die je zo vlak voor je mondeling nog even kunt benaderen. Verder komen leerlingen wel eens met een boek op school met de vraag het te signeren voor een van hun ouders of voor hun opa.
(uitgelichte afbeelding: HarperCollins Holland)