Op 13 augustus verscheen bij uitgeverij HarperCollins De offers van Jeroen Windmeijer. Alexander was onder de indruk van het verhaal en stelde Jeroen een aantal vragen.
Voor degenen die nog geen kennis met je hebben gemaakt, wie is Jeroen Windmeijer?
Ik ben Jeroen Windmeijer, van huis uit antropoloog en tot 1 januari jl. was ik leraar godsdienst en maatschappijleer op een middelbare school in Leiden. Ik heb mijn baan opgezegd om me helemaal op het schrijverschap te kunnen richten.
Kun je in het kort vertellen waar De offers over gaat?
In hoofdstuk 1 wordt in een kleine indiaanse gemeenschap een de oevers van het Boliviaanse Titicacameer een dood kind gevonden dat op rituele wijze om het leven lijkt te zijn gebracht. Het is het derde kind in een jaar tijd. De vraag is of iemand de uitgestorven traditie van het mensenoffer nieuw leven in heeft willen blazen of dat er iets anders aan de hand is.
Luc van Os is een student uit Wageningen die stage loopt aan de landbouwuniversiteit van Tiahuanaco raakt ongewild bij deze zaak betrokken. Zijn vrouwelijke collega, Nayra Mamani, is afkomstig uit deze gemeenschap. Daarnaast is er nog de Leidse antropoloog Jan-Willem Pijnakker – JW, een weinig subtiel verwijzing naar mezelf; en ik kom uit Pijnacker – die onderzoek doet in een nabijgelegen indiaanse gemeenschap.
Het brengen van offers loopt als een rode draad door de levens van de mensen. Zij ervaren de wereld om zich heen als levend – niet alleen dieren, bomen en planten, maar alles: de aarde, de bergen, de regen, het water, de wind, alles. Het zijn als het ware personen, die een goede dan wel slechte invloed uit kunnen oefenen op de levens van de mensen. Je moet op goede voet blijven staan met ze en dat doe je door offers te brengen. Dat kunnen kleine dingen zijn als een deel van de inhoud van je glas op de grond gieten als plengoffer, maar ook groter zoals het offeren van een dier.
De bekentenissen van Petrus, Het Pauluslabyrint en Het Pilgrim Fathers Complot speelden zich af in en rondom Leiden. Hoe was het om na drie boeken Leiden los te laten als setting?
Dat was toch wel even wennen. Ik liet niet alleen Leiden los, maar ook de hoofdpersoon Peter de Haan en Judith Cherev. Het is gek hoe dat werkt, ik bedoel, het zijn fictieve personages maar ik ben in mijn hoofd toch vier jaar met ze bezig geweest, dus dan worden het heel vertrouwde figuren.
Ik was bang dat als ik nu met nóg een boek over hen in Leiden zou komen, ik in herhaling zou vallen. Leiden is een kleine stad en je komt toch uit op dezelfde plaatsen als je mensen achter elkaar aan laat rennen.
Daarom leek het me goed een nieuwe omgeving te kiezen, ook als een uitdaging voor mezelf: een nieuw decor, nieuwe hoofdpersonen, geen geheim genootschap, geen geheim document, et cetera.
Ik sluit niet uit dat ik Peter de Haan in de toekomst nog eens opvoer, hoor. Misschien is Delft dan wel het decor, een vergelijkbare stad met Leiden. En Delft ken ik ook heel goed.
Je hebt je volledig op het schrijven toegelegd en zelfs je baan opgezegd. Hoe was het om afscheid te nemen van je beroep als docent, of blijft de docent altijd op de achtergrond aanwezig?
Het was toch wel een lastige beslissing om het onderwijs vaarwel te zeggen, maar het was niet langer te combineren met het schrijven. Ik was al een dag minder gaan werken, maar het werd gewoon te druk: het schrijven zelf, de signeersessies, de stadswandelingen, de lezingen. Het werden twee banen naast elkaar.
Ik mis het wel, met name het lesgeven zelf. In de klas was het meestal heel erg leuk. Godsdienst is ook wel een bijzonder vak om te geven. Je hebt wel een bepaald jaarplan, maar omdat het examenvak is ben je veel vrijer in de invulling ervan. Dus het contact met de leerlingen mis ik wel. Er zijn ook heel veel dingen die ik niet mis, zoals de vergaderingen, de meestal compleet zinloze “trainingen” en studiemiddagen, het nakijken van honderd dezelfde toetsen… En ik heb nu een enorme vrijheid gekregen. Ik huur een kantoor in de stad waar ik me aan kantoortijden houd, dus tussen acht uur ’s ochtends en vier, vijf uur ’s middags zit ik daar te werken.
In De offers maak je gebruik van dagboekfragmenten, waarmee De offers ook erg persoonlijk voelt. Hoeveel van jezelf zit er in het verhaal?
Dit is mijn meest persoonlijke boek tot nu toe. Als 24-jarige student culturele antropologie heb ik voor mijn afstudeeronderzoek zes maanden in een indiaanse gemeenschap aan het Titicacameer gewoond. De Offers is voor een belangrijk deel gebaseerd op mijn eigen herinneringen aan die tijd. Veel stukken uit het dagboek van Jan-Willem komen rechtstreeks uit mijn eigen dagboek uit die tijd.
Maar ook in Luc van Os zit veel van mezelf. Er is een scene waarin Luc ten overstaan van een indiaans publiek in een kleine kerk een psalm zingt in het Nederlands – dat is wat ik heb gedaan. De scene waarin de priester uitvaart tegen twee ouders tijdens een doopdienst heb ik zelf meegemaakt: ik werd de peetvader van de dopeling.
Welke boeken las je vroeger zelf graag?
Als kind las ik alles, echt alles, van Thea Beckman. Verder Tonke Dragt, Jan Terlouw, Evert Hartman, spannende avonturenboeken. Op de middelbare school kwam daar de Literatuur voor in de plaats. Ik las veel en ik las graag, maar de manier waarop het literatuuronderwijs werd gegeven heeft voor mij voor vele jaren het plezier in het lezen weggenomen. Boeken moest je helemaal kapot analyseren waardoor er op het laatst niets meer van overbleef. Ook al die ouwe meuk die je verplicht moest lezen, afschuwelijk. Het heeft echt jaren geduurd voordat ik na de middelbare school weer eens een boek las! Ik kan me dan ook heel goed vinden in het Fuck-de-canon-pleidooi van mensen als Christiaan Weijts.
Wanneer besefte je dat je schrijver wilde worden?
Als kind schreef ik al graag. Op de middelbare school heb ik heel veel geschreven in dagboeken. Later tijdens mijn reizen schreef ik veel in reisdagboeken en natuurlijk lange brieven naar huis – het was de tijd van voor het internet natuurlijk. Ik heb dus echt heel, heel veel meters gemaakt.
In mijn studententijd heb ik twee romans geschreven, maar daar heb ik nooit wat mee gedaan verder. Ik schreef wel het een en ander, maar ik maakte nooit echt iets af, het waren meer scènes. Wél was ik altijd ook bezig met non-fictie, maar ook dat bleek altijd bij opzetten, hoewel ik soms wel 50, 60, 70 pagina’s had geschreven.
Ik denk dat de combinatie van fictie en non-fictie voor mij de juiste is gebleken: ik kan er mijn behoefte in kwijt om een verhaal te vertellen en tegelijkertijd mijn behoefte te onderwijzen – want ik blijf een leraar in hart en nieren.
Tijdens het schrijven van mijn proefschrift ging ik steeds meer schrijven in mijn pauzes. Voor een wetenschappelijk werk moet je iedere bewering onderbouwen met voetnoten en literatuurverwijzingen, maar bij fictie ben je helemaal vrij: niemand kan je vertellen dat iets niet waar is. Dat was een vrijheid die ik erg fijn vond – en vind – bij het schrijven van zelfverzonnen verhalen.
Je boeken zijn al in diverse landen verschenen in heel wat talen vertaald. Hoe is dat om mee te maken? Hoeveel invloed heb je daarop?
Dat is echt geweldig natuurlijk. Deze zomer was ik in Italië en Het Pauluslabyrint was net uitgekomen. Overal waar ik een boekhandel binnenliep, lag het boek in grote stapels. Ook stuurden andere mensen me vanuit de plaatsen waar zij waren foto’s van het boek.
Mijn uitgever HarperCollins Holland gaat met mijn boek de boer op zogezegd. Zelf heb ik daar verder geen invloed op, maar dat is mijn taak ook helemaal niet natuurlijk. Het fijne is juist dat mijn uitgever al die dingen voor mij doet, zodat ik me op het schrijven kan concentreren.
Met De offers worden letterlijk en spreekwoordelijke offers gemaakt. Wat is het grootste offer dat je hebt gemaakt om te komen tot waar je nu bent?
Ik denk dat mensen wel eens onderschatten wat er allemaal komt kijken bij het schrijven van een boek. Mensen zien alleen het eindresultaat, dat is elke prestatie op ieder gebied natuurlijk. Maar zeker nu ik geen vaste baan meer heb en ik nergens word verwacht, komt het echt aan op discipline om elke dag naar je kantoor te gaan om te gaan zitten schrijven. Dat is soms wel een offer ja als je het zo kunt stellen.
Dat was van de week wel grappig. Onze dochter van dertien zei ’s ochtends dat ze geen zin had in school en dat ze het liefst terug haar bed in dook. Ik zei dat ik dat het liefste ook zou doen, waarop zij antwoordde: maar jij kúnt ook terug naar bed als je dat wil!
Elke schrijver wil graag lovende woorden horen van lezers. Hoe ga je om met kritische noten?
Ik vind dat toch wel lastig om eerlijk te zijn. Het gekke is dat één negatieve recensie je meer bezig houdt dan tien positieve recensies. En ik weet ook wel dat je het niet iedereen naar de zin kunt maken – er zijn ook genoeg boeken die ík niet goed of niet leuk vind.
Waar ik wel eens van baal als mensen een negatief oordeel over het boek vormen en ik zie aan hun recensie dat ze er echt helemaal niets van begrepen hebben. Of als iemand beroepsmatig mijn boek recenseert en het gewoon niet heeft gelezen. Zo las ik ergens: “antropologiestudent Luc van Os woont met drie priesters in een dorp in Bolivia…” Als die persoon het eerste hoofdstuk al had gelezen, had hij al geweten dat hier niets van klopt. Dat is onuitstaanbaar, omdat iemand zonder enige kennis van zaken in een half uurtje je boek afbrandt waar je twee jaar aan hebt gewerkt.
Verder vind ik het echt ontzettend flauw als mensen een negatief oordeel over je boek hebben en zich vervolgens verschuilen achter een pseudoniem of achter initialen. Strijd dan met een open vizier denk ik dan.
Ik zou me kunnen voorstellen dat je op een gegeven moment op een punt belandt dat je recensies helemáál niet meer gaat lezen, ook de positieve niet, omdat je er toch door heen en weer geslingerd wordt.
In De offers speel je ook met je taal, woordgrapjes met letterlijke vertalingen van gezegdes waardoor er een soort ontspanning in het verhaal komt. Voel je je ook meer op je gemak als schrijver waardoor je dit kunt doen?
Als schrijver vind je het natuurlijk altijd leuk om met taal te spelen. Maar ook deze dingen uit De Offers zijn op eigen ervaring gebaseerd. Als je een andere taal moet spreken, besef je pas hoezeer je identiteit is verbonden met je taal, je eigen persoonlijkheid, je gevoel voor humor, je taal- en woordgrapjes. Heel veel uitdrukkingen kun je niet goed vertalen of als je dat wél doet, ga je de mist in zoals met “zo gek als een deur” of “een waarheid als een koe”.
Hoe heb je research gedaan voor De offers, kon je je makkelijk inleven in de locatie en sfeer?
Ik heb vooral mijn oude dagboeken en brieven uit die tijd gelezen. Dat was heel bijzonder omdat je in een soort teletijdmachine stapt, terug naar je jongere ik. Het heeft ook wel iets ontroerends af en toe, omdat je de woorden leest van een 24-jarige die nog geen idee heeft van wat hem allemaal nog te wachten staat.
Nemen en geven, respect voor de natuur en bewustwording van je omgeving, maar ook een gemeenschapsgevoel lijken een boventoon te hebben. Is dat iets dat je mist als je naar onze cultuur kijkt?
Ja, ik denk dat de Indiaanse manier van naar de wereld kijken belangrijke lessen inhouden voor ons en voor onze tijd. Voor hen is het volstrekt logisch wat er nu in de wereld gebeurt: als je meer van de aarde neemt dan ze kan geven, raakt ze uitgeput. En dat slaat uiteindelijk terug op ons mensen.
Je kunt daar heel romantisch of esoterisch over doen, maar het is uiteindelijk gewoon boerenverstand.
Wat heeft Bolivia jou gegeven en wat heb jij teruggeven?
Dat vind ik een lastige. Ik heb daar toen gewoond en met de mensen samengewerkt op het land, soms geholpen met iets, maar uiteindelijk heb ik er meer aan overgehouden dan zij natuurlijk. Met het onderzoek dat ik daar heb gedaan, heb ik af kunnen studeren. Dus als ik eerlijk ben, heb ik misschien wel meer genomen dan ik heb gegeven en was de balans niet helemaal goed.
Aan de andere kant, mijn gastouders kregen een goede vergoeding voor mijn verblijf. En ik denk dat mensen vaak wel om me hebben gelachen, je bent toch een soort dorpsgek ergens..
Ook De offers staat in het teken van godsdienst, maar de impact en oorsprong en hoe dit verankerd zit in een samenleving met eigen tradities lijkt de boventoon te hebben. Heb je dat bewust gedaan?
Ja, het leven van de mensen is doordrenkt van religie. In alles wat ze doen speelt dit een rol, bij elke stap die ze zetten. Als ze landbouw bedrijven, op het meer vissen, de dieren hoeden, maar ook hoe ze met elkaar omgaan. Alles draait om reciprociteit en balans. “Jij geeft mij iets en ik geef jou iets terug” en “ik neem niet van jou dan jij kan geven”. Als die twee zaken niet in orde zijn, ontstaat er disbalans en disharmonie.
Wat kunnen we binnenkort nog meer van je verwachten?
In maart 2020 komt bij HarperCollins Het Isisgeheim uit, een boek dat ik samen heb geschreven met Jacob Slavenburg. Het is een spannende thriller die speelt in Leiden en in Oxford. Het Rijksmuseum van Oudheden is het decor deze keer…
In de zomer van 2020 komt het tweede deel van mijn Latijns-Amerika trilogie uit. In mei ben ik drie weken in Peru geweest op een rondreis om me te oriënteren op dat boek. Het gaat De Bezoekers heten en UFO’s en aliens komen er in voor, al dan niet echt zichtbaar.. Ik sluit aan op theorieën van mensen als Erich von Däniken en van mensen die geloven in ancient astronauts, dus dat aliens ooit de aarde hebben bezocht om de mensheid beschaving bij te brengen en ze te helpen bij het bouwen van de piramides et cetera.
Het jaar 2020 staat in het teken van de herdenking dat de Pilgrims 400 jaar geleden de oversteek naar Amerika maakten. Hoe ga jij dat herdenken?
Ik ga dat niet echt herdenken. Nu al heb ik twee keer maand een stadswandeling aan de hand van Het Pilgrim Fathers Complot. Met een stadsgids lopen we aan de hand van mijn boek door de stad. Hij vertelt het echte verhaal en ik vertel de “alternatieve feiten”. Dus ik lees voor uit mijn boek op plekken waar die specifieke scene zich afspeelt. Ik denk dat er meer belangstelling zal zijn voor die wandelingen.
Het boek verkoopt opnieuw goed in aanloop naar het herdenkingsjaar dus dat is fijn, En volgende zomer komt de Engelse vertaling uit. In de VS en in Engeland is het ook iets heel groots, dus het is mooi als mijn boek kan meeliften op die belangstelling.
Lees hier het verslag van de boekpresentatie en de recensie van De offers.
Jeroen Windmeijer schreef tevens een prequel van De offers. Dit kort verhaal is verkrijgbaar als ebook.
Het verhaal
Op de gure Boliviaanse hoogvlakte wordt in een afgelegen indiaanse gemeenschap voor de tweede keer in zes maanden een dood kind gevonden. Het wordt gevonden in foetushouding tegen een muur, met een wond op het hoofd en een bloemenkrans in het haar. Is dit het ultieme offer aan Moeder Aarde, bedoeld om een goede oogst af te smeken? Of is er iets anders aan de hand? De Nederlandse priester Maarten Vader en zijn Italiaanse collega Mauro Benigni reizen naar het dorp om poolshoogte te nemen en de nabestaanden bij te staan. Het bezoek loopt anders dan verwacht…