De Offers.
Ik geef jou iets, jij geeft mij iets terug
De Offers is het boek dat ik eigenlijk al meer dan vijfentwintig jaar wilde schrijven. Het ís ook een mooi verhaal: over hoe ik in 1993 als 24-jarige zes maanden in een kleine indiaanse gemeenschap aan de oevers van het Titicacameer woonde. Mijn herinneringen aan die periode vormen de basis van mijn nieuwe thriller die op 13 augustus bij HarperCollins Holland verschijnt. Daarmee is De Offers direct ook mijn meest persoonlijke boek tot nog toe geworden.
In het huidige tijdperk van mobiele telefoons en internet is het nauwelijks meer voor te stellen, maar daar op die Boliviaanse hoogvlakte was ik echt helemaal van de buitenwereld afgesloten. Er was geen telefoon, radio of televisie, er kwam geen post, stromend water ontbrak, er was slechts sporadisch elektriciteit … Nu wordt een grootschalige zoektocht georganiseerd als iemand een dag niet op een app heeft gereageerd, maar mijn ouders hadden echt een maand lang geen idee hoe het met me ging.
Eén keer per maand ging ik naar La Paz waar ik bij een Nederlands gezin verbleef. Ik kon er douchen, Nederlands praten en op een echt bed slapen in plaats van op met stro gevulde juten zakken. Mijn post haalde ik op bij het centrale postkantoor van La Paz die in een open doos (“poste restante”) op de balie stond. De brieven die mijn familie en vrienden stuurden las ik telkens opnieuw, vaak voor het slapen gaan, hoewel ik sommige brieven zo ongeveer uit het hoofd kende.
In het kader van mijn afstudeerscriptie voor de studie Culturele Antropologie deed ik onderzoek naar het systeem van traditionele kennis van boeren met betrekking tot landbouw. Ik woonde in de kamer van de lemen hut van een indiaans gezin, waarvan de deur niet goed sloot en doorzichtig plastic dienst deed als glas in het enige raampje. Het was niet alleen relatief donker, maar vooral ook heel erg koud op deze grote hoogte van 4.000 meter. In Nederland was het zomer, maar hier was het hartje winter. Ik sliep met zo veel mogelijk kleren aan in mijn slaapzak onder dekens. Op het water van mijn wasteiltje lag ’s ochtends meestal een dun laagje ijs.
Mijn Spaans was redelijk, maar onderling spraken de mensen hun eigen taal, het voor mij onbegrijpelijke Aymara. De eerste drie weken van mijn verblijf had nauwelijks iemand met me willen spreken.
Een jaar van voorbereiding, cursussen Spaans, drie jaar studeren, jaren van dromen en fantaseren leek stuk te lopen op de volslagen onverschilligheid van deze mensen. Er gingen geruchten dat ik namens de Boliviaanse regering stukken grond op zou komen meten om dat bij het Ministerie van Landbouw te rapporteren. Of dat ik stiekem de oogstopbrengsten door zou gaan geven aan de Belastingdienst in La Paz. Later hoorde ik dat er mensen waren die geloofden dat ik een kharisiri was, een mythisch wezen dat zich voedde met het lichaamsvet van mensen.
Na drie weken stond ik op het punt de handdoek in de ring te gooien en naar huis te gaan. Ik besloot nog te wachten op het grote feest dat drie dagen lang ter ere van de beschermheilige van het dorp zou worden gegeven. Op de derde dag van het feest ben ik dag zo dronken geworden, dat ze me naar huis hebben moeten dragen, tussen twee man in. De vermoeidheid speelde mee na twee dagen van drinken, dansen en weinig slaap, maar ook mijn frustratie dat mijn veldwerk op een enorme mislukking leek uit te lopen.
Eerst schonk ik nog het grootste deel van de inhoud van de mij aangeboden glazen bier en sterke alcoholische drank aan Moeder Aarde, maar in de loop van de laatste dag van het feest lag de verhouding al snel andersom. Ik druppelde wat drank op de grond en “atte” wat ik ook maar in mijn handen gedrukt kreeg. Mijn bewegingen werden ongecontroleerder. Ik moet gedanst hebben – al heb ik daar geen bewuste herinneringen meer aan.
Drank maakt meer kapot dan je lief is, maar hier had mijn dronkenschap een positief effect. De volgende dag was ik helemaal het mannetje en hoorde ik erbij. Ik had hetzelfde gegeten en gedronken als de mensen, ze hadden me zien dansen en dronken zien worden. Nu wilde opeens wél iedereen met me praten. Mijn veldwerk – mijn afstuderen – was gered.
Mijn gastheer Lucas, die ’s avonds vaak even op mijn kamertje kwam om een praatje te maken en yahtzee te spelen onder het genot van het kauwen van cocabladeren, was zoals de meeste mensen in het dorp katholiek. Maar net als de andere indiaanse bevolkingsgroepen in de Andes geloofden de Aymara’s – de bevolkingsgroep waar Lucas tot behoorde – in een bezielde werkelijkheid, vol goede en kwade machten die een positieve dan wel negatieve invloed konden hebben op de menselijke wereld. Men zag hagel, vorst, wind, regen en dergelijke als geesten, personen die de mensen konden straffen of belonen voor respectievelijk slecht en goed gedrag. Centraal in de religieuze beleving van de mensen stond Pachamama, Moeder Aarde, die heilig was.
Als de wereld om je heen levend is, ga je daar een relatie mee aan zoals je met mensen een relatie hebt. En die is gebaseerd op wederkerigheid en op evenwicht. Jij geeft mij iets en ik geef jou iets ongeveer even groots terug. Ik neem niet meer van jou dan jij kan geven – en andersom.
Het katholieke geloof dat de Spanjaarden met zich meenamen, heeft zich in de loop van de tijd vermengd met allerlei elementen van de inheemse religie. Veel oorspronkelijk indiaanse feesten hebben een katholiek vernisje gekregen en achter veel heiligen gaan inheemse goden schuil. Verder hebben veel oorspronkelijke gewoonten zich weten te handhaven en zich een plaats weten te verwerven in het katholieke systeem. De figuur van de Heilige Maagd Maria sprak de mensen erg aan. Van Maria als de Moeder van God – en daarmee de moeder van alle mensen – was het geen grote stap naar de Aarde die ook als een Moeder voor alle mensen is. De Aarde werd door de mensen ook wel met Maagd of gewoon met Maria aangesproken.
Naast Moeder Aarde zijn er dus ook berggeesten en andere geesten (van het water, de vorst, hagel, wind en regen) die allemaal hun invloed uitoefenen op het leven van de mensen. Deze krachten en machten mogen niet vergeten worden bij het brengen van offers. Soms moet er mee “onderhandeld” worden. Zo kan men aan de hagel kan vragen of hij boven het meer wil vallen in plaats van boven de gewassen.
Iemand anders vertelde me hoe de boeren voordat ze gaan ploegen de aarde om vergeving vragen omdat ze haar als het ware openrijten, haar verwonden. Maar dat ze beloven goed voor haar te zorgen, dat ze goed in de gaten zullen houden waar ze behoefte aan heeft. Dat ze het ook móeten doen om te kunnen eten, om hun gezinnen van voedsel te kunnen voorzien. Landbouw bedrijven zien ze als “Moeder Aarde helpen baren”. Het ontroerde me, natuurlijk door de romantiek ervan, maar ook door het respect dat eruit sprak, het ontzag voor de aarde en het besef van de afhankelijkheid van de mens van die aarde. Het is een belangrijke les voor onze tijd. Ik hoorde hoe de boeren voor het ploegen een gat in hun akker graven waar ze suikerklontjes in leggen, sigaretten, cocablaadjes en waar ze alcohol op plengen zodra ze het weer dicht gemaakt hebben. ‘Wij geven aan jou dit, wil je dan aan ons mooie aardappeltjes geven, volle maïskolven, goed gevuld tarwearen…’
Toen ik had besloten met mijn boeken uit Leiden weg te gaan, viel mijn keuze al snel op Latijns-Amerika als decor voor een nieuwe trilogie. Dit continent zit echt in mijn hart. Na mijn afstuderen heb ik voor mijn promotieonderzoek veertien maanden in Ecuador gewoond, ik heb als reisleider in Venezuela, Mexico, Guatemala en Belize gewerkt, ik heb er veel rondgereisd – onlangs nog drie weken door Peru om me te oriënteren op mijn nieuwe boek.
Dit was de uitgelezen mogelijkheid om eindelijk na 25 jaar het Boliviaboek te schrijven. Van het begin af aan was duidelijk dat “het offer” het centrale thema van de roman zou worden, zoals offers ook centraal stonden in het dagelijkse leven van de mensen. Bij het slachten van een dier dat je vervolgens opeet, komen gevoelens van dankbaarheid en schuld om de hoek kijken. Je bent dankbaar omdat het dier zijn leven heeft gegeven, waardoor jij kunt eten en leven. Daarnaast voel je je ook schuldig omdat het onschuldige dier voor jou is gestorven. Je kunt ook denken aan gevoelens die mensen hebben voor soldaten, die zijn gesneuveld voor andermans vrijheid.
Het was niet moeilijk deze gedachte te verbinden met het hoofdthema uit het Nieuwe Testament, het offer van Jezus. Gelovigen zijn Jezus dankbaar, voelen zich schuldig, maar zijn ook opgelucht dat ze door zijn dood – en door zijn lichaam te eten en zijn bloed te drinken! – kunnen leven, zelfs zicht hebben op een ééuwig leven.
Na een studie van vijf, zes maanden waarbij ik oude dagboeken, mijn eindscriptie en brieven herlas en me opnieuw verdiepte in de ideeën rond Moeder Aarde zette ik me aan het schrijven. Binnen zes maanden was de eerste versie klaar. Het verhaal begint met de vondst van een dood kind dat op rituele wijze om het leven lijkt te zijn gebracht. Het is het derde kind dat in een jaar tijd wordt gevonden.
In bijna 400 bladzijden vertel ik het verhaal van de Nederlandse student Luc van Os en zijn indiaanse collega Nayra Mamani die ongewild bij deze zaak raken betrokken. Tegen de achtergrond speelt het feest van de zonnewende een belangrijke rol. De hoofdpersonen Luc en Nayra zijn in de nacht van 20 op 21 juni aanwezig bij de feestelijke rituelen rond de Zonnepoort van de archeologische opgraving Tiahuanaco.
In mijn boek vertel ik niet alleen een spannend verhaal, maar geef ik ook een mooi inzicht in het leven in indiaanse gemeenschappen dat voor veel mensen normaal gesproken verborgen blijft. De lezer krijgt ook een goed beeld van de indiaanse geschiedenis, de cultuur, de godsdienst en de manier waarop die vermengd is geraakt met het rooms-katholicisme van de Spaande conquistadores.
De versie die vanaf 13 augustus in de winkel ligt, is vaak herschreven, maar de eerste zinnen die ik op papier zette, zijn ongewijzigd gebleven:
Het kind lijkt in diepe rust.
Het zit binnen in een kamer tegen een muur aan, de armen om de opgetrokken benen geslagen. Zijn hoofdje rust op zijn knieën, als dat van een kind dat op een feest per se op wilde blijven en dan toch door slaap werd overmand.
Maar het is dood.
De offers van Jeroen Windmeijer verschijnt 13 augustus bij uitgeverij HarperCollins Holland.
Foto’s:Jeroen Windmeijer