Ergens begin 1969 – 4e klas lagere school (nu groep 6)
“Buig iets naar voren, Frits, ik kan je niet goed zien, die stomme rotkop van Beppie zit nu al in de weg.”
Het was direct na de voorjaarsvakantie: de leraar had de tafels en stoeltjes in het leslokaal opnieuw ingedeeld. Ik kon mijn plekje zo snel niet vinden tot er na een tijdje nog maar een tafeltje overbleef; het stond midden tussen die van het groepje jongens dat mij al maanden pestte. Aarzelend liep ik ernaartoe, een plotseling opkomende misselijkheid wegslikkend.
Voor de vakantie was mijn moeder gaan praten met mijn leraar. Pas na een maand of zes had ik aan haar verteld dat ik werd gepest en terug wilde naar mijn vorige school, waar ik drie jaar lang met plezier de lessen had gevolgd en het goed kon vinden met de kinderen uit mijn klas. Ik had geen idee waarom ik moest wisselen van school (het bleek om een financiële reden te gaan) en kwam terecht in een klas met kinderen die al drie jaar lang met elkaar waren opgetrokken. Vanaf dag één stond ik onderaan de pikorde.
Oké, dit speelde zich af in de jaren zestig van de vorige eeuw (!) en aan pesten op school werd nog geen enkele aandacht besteed, maar toch, de manier waarop mijn leraar met pestgedrag omging is op zijn minst vreemd te noemen. Óf het gesprekje met mijn moeder was niet zo goed bij hem gevallen, dat kan natuurlijk ook. Het bewijs daarvoor leverde hij zelf een paar dagen later toen ik even omgedraaid op mijn stoel zat omdat het kind achter mij in mijn rug had geprikt en iets lelijks tegen me zei. Nog voordat ik me had teruggedraaid galmde de stem van de leraar door de klas dat hij net had gezegd dat we stil moesten zijn en dat Beppie als enige ongehoorzaam was en de hele klas daarom in plaats van gymles nu een rekenproef voor de kiezen kreeg. Alle jongens van het groepje pestkoppen om mij heen keken me dreigend aan en fluisterden onderling wat ze in de pauze met mij zouden doen. Als negenjarig kind kon ik alleen maar concluderen dat het allemaal mijn eigen schuld was. Mijn moeder heb ik er niets meer over verteld, bang als ik was voor de reactie van de leraar.
Drie jaar lang werd ik bijna dagelijks uitgescholden, uitgelachen, geschopt, geduwd, genegeerd en nooit gekozen tijdens groepsactiviteiten. En dat hakt erin, dat geef ik je op een briefje…
Mijn schoolprestaties leden er onder, maar met de hakken over de sloot kon ik na drie jaar de lagere school achter me laten. Aan mijn roepnaam Beppie kleefde inmiddels zoveel narigheid dat ik mijn ouders vroeg iets anders te verzinnen. Ze begrepen mijn verzoek in eerste instantie niet, maar ik hield voet mij stuk en uiteindelijk gaven ze er wel gehoor aan. Hoewel de tante naar wie ik was vernoemd mij hardnekkig Beppie bleef noemen, luisterde ik vanaf de middelbare school alleen nog naar Liesbeth. Een nieuwe naam, een nieuw begin. En dat ging ook twee jaar goed, totdat ik in het derde schooljaar wederom van school veranderde en weer onderaan een pikorde kwam. Het enige verschil was dat ik daar ongeveer een jaar lang categorisch genegeerd werd. Als ik iets zei of vroeg reageerde niemand of draaide zich om. Ook dat hakt erin… Met een diploma op zak was ik op mijn zestiende dan ook hélemaal klaar met school en ben gaan werken.
Je kunt je afvragen hoe een kind zoiets ‘overleeft’. Het antwoord is simpel: doorzettingsvermogen. Want om iedere dag de moed bij elkaar te rapen en op je fietsje naar zo’n onveilige omgeving te gaan en in alle eenzaamheid overeind te blijven, moet je als kind ongelooflijk sterk in je schoenen staan.
Ik was dus al op jonge leeftijd een echte overlever. Niet zielig en zeker niet schuldig. In mijn beleving was het gewoonweg domme pech en heb ik me erdoorheen geslagen. Maar ik zou liegen als ik niet toe zou geven dat het me voor een deel heeft gevormd en diepe sporen heeft achter gelaten. Tot op de dag van vandaag. Maar zoals met alles wat zich in je leven aandient, kun je er zelf een positieve wending aan geven, de voordelen ervan benutten. Bijvoorbeeld door er creatief gebruik van te maken tijdens het schrijven van een spannende thriller.
Het idee om pesten als thema voor Verpest te gebruiken ontstond pas tijdens het schrijven. Als setting voor het verhaal wilde ik een workshop in Frankrijk gebruiken waar van alles mis zou gaan met de nodige gevolgen voor de deelnemers. Pas tijdens het uitwerken van de zeven personages kwam het pesten bij me naar boven en zoals altijd wanneer ik schrijf, maakte ik gebruik van wat zich tijdens het schrijfproces aandient. Alhoewel het verhaal niet autobiografisch is, kan ik wel zeggen dat het voor mij louterend was om er aan te werken. En omdat pesten op school nog steeds een hardnekkig fenomeen is, hoop ik dat mijn thriller – naast leesplezier – ook herkenning biedt aan een ieder die ooit gepest is of gepest wordt. Dat het een opening kan bieden voor een gesprek tussen kinderen en ouders, en leraren…
Aan mijn pestkoppen van weleer wil ik – met een knipoog – nog wel even wat kwijt: ‘Die stomme rotkop van Beppie’ staat nu achterop haar inmiddels tweede thriller. Ondanks jullie en dankzij haar tomeloze doorzettingsvermogen.
2019 – Liesbeth van Kempen
(foto’s: Pixabay.com)