Met het verschijnen van Het Pilgrim Fathers Complot (HarperCollins Holland) heb ik mijn zogenoemde ‘Leidse trilogie’ afgerond. In deze nieuwe thriller verlaat hoofdpersoon Peter de Haan Leiden: hij reist naar Boston, de Pilgrim Fathers achterna die in 1620 naar Amerika vertrokken.
Voor mij is het ook tijd om mijn vleugels uit te slaan en een nieuw decor te kiezen voor mijn romans. Ik zit in een onvoorstelbaar luxe situatie, omdat ik van HarperCollins Holland drie (!) nieuwe boekcontracten heb gekregen. Alle drie de boeken gaan zich in Latijns-Amerika afspelen, waar ik zo’n vier jaar gewoond heb. Als student verbleef ik een half jaar in een klein Indiaans dorpje aan de oevers van het Titicacameer, als promovendus meer dan een jaar in een Andesdorp in het noorden van Ecuador en als reisleider voor Djoser begeleidde ik groepen door Mexico, Guatemala, Belize en later door Venezuela.
Op dit moment werk ik aan het eerste deel van wat de Latijns-Amerika-trilogie moet gaan worden. De voorlopige werktitel is: De Pacha Mama Offers – waarbij Pacha Mama staat voor Moeder Aarde. Luc de Leeuw, de hoofdpersoon, is een student uit Wageningen die zijn afstudeeronderzoek doet aan de landbouwuniversiteit van Tihuanaco. In de volgende scène is hij getuige van een doopplechtigheid door een Italiaanse priester, Mauro, die erg gefrustreerd is over het feit dat het hem maar niet lukt het Indiaanse ‘bijgeloof’ uit te roeien. Hij botviert zijn boosheid hierover op de twee Indiaanse stellen die voor hem staan, de ouders en de peetouders. [In werkelijkheid maakte ik destijds zelf onderdeel uit van deze plechtigheid en ik hield ik het kindje, dat gedoopt ging worden, in mijn armen.]
De Pacha Mama Offers
Schuin achter het priesterkoor vond ik een plek waar ik me achter een enorm bloemstuk en een groot beeld van Sint Petrus verschuilen kon.
Op slechts enkele meters van me vandaan stond Mauro, met de rug naar mij toegekeerd, en voor hem twee Indiaanse stellen. Terwijl de mannen hun baseballpetjes afgenomen hadden en in hun hand hielden, hadden de vrouwen hun bolhoedjes opgehouden. Eén vrouw hield de baby in haar armen, stevig ingebakerd waardoor het leek alsof ze een gigantische cocon van een rups bij zich had, die op het punt stond te ontpoppen.
Een nieuw leven…
De stem van Mauro galmde door de ruimte.
Van de mildheid die ik bij hem had bespeurd vlak voor we afscheid hadden genomen, was niets meer over.
‘Vind je het gek dat Onze-Lieve-Heer jaar in jaar uit jullie oogst mislukken laat als jullie maar doorgaan met het aanbidden van de duivel!’ schreeuwde hij hen toe.
De vier stonden met het hoofd gebogen, als ongehoorzame kinderen die een donderpreek van een onderwijzer ondergaan.
‘Vind je het gek dat jullie in armoede leven en dat jullie kinderen sterven?’ bulderde hij verder. ‘Waar staat het in de Heilige Schrift dat je offers mag brengen aan de aarde? Denk je nou echt dat de aarde van alcohol houdt? Waar staat het geschreven dat je duivels en demonen en geesten aanbidden mag? Weet je niet wat een verdriet onze Heer, onze Váder, heeft van dergelijke praktijken! Zeg me, geef je drank en sigaretten aan jullie Pacha Mama of niet?”
‘Nee, vader,’ hoorde ik ze stamelen.
‘We vertrouwen alleen op de Heer, vader,’ zei de meest linker man, duidelijk verstaanbaar. Hij had het niet gewaagd Mauro hierbij aan te kijken.
‘Lieg niet tegen me! Ik ken jullie, ik ken jullie soort. Nu kom je hier met je kind, nu kom je vragen of ik het wil dopen – en ik zal het doen want ik hoop en bid dat dit kind wèl gered zal worden – en zeg je wat ik wil horen, maar zodra je thuis bent, gaan jullie door met het aanbidden van de duivel. Denk je dat onze Vader in de hemel dit niet ziet? Denk je dat je Hem, onze Heer en Heiland, voor de gek kunt houden?’
‘Nee, vader. Wij beloven het. Alleen Jezus is onze Heer,‘ zei dezelfde man, van wie ik vermoedde dat hij de vader was van de dopeling.
‘Beloven jullie het me?’
‘Ja, vader,’ klonk het. De stem van de meest rechtervrouw klonk het duidelijkst boven die van de anderen uit.
Ze keek kort op, maar sloeg onmiddellijk de blik naar.
‘Leugenaars zijn jullie, állemaal.’
Gezellige doopplechtigheid, dacht ik cynisch. En echt een manier om de hearts and minds van de Indianen te winnen…
Mauro liet even een stilte vallen om op adem te komen.
‘Ik zal het kind dopen,’ zei hij toen. ‘Ik zal het dopen en ik zal bidden dat Maria over jullie mag waken. Bedenk goed dat God onze Vader, Jezus zijn Zoon en Maria, onze Moeder, alles zien. En welk verdriet jullie ze aandoen met jullie afzichtelijke praktijken. Waarom denk je dat de Heer ons zijn eniggeboren Zoon gezonden heeft? Om jullie zwarte zielen te redden, die verloren zijn, dáárom. Alleen de Heer kan je redden, weet je dat?”
‘Ja, vader,’ prevelden ze.
‘Ik versta jullie niet,’ schreeuwde Mauro hen toe, waarbij hij zijn bovenlichaam deels naar voren boog.
‘Ja, vader,’ zeiden ze alle vier nu, zo luid dat ik ervan schrok.
‘Goed,’ zei hij. ‘We gaan het kind dopen. Maar weet dat Jezus alles ziet. Wees niet verrast als de toegang tot de hemel je straks ontzegd wordt. En dat je naar een plek gaat waar je ziel voor eeuwig branden zal.’
Mauro sprak inmiddels zo luid dat het bijna wel leek alsof hij mijn aanwezigheid vermoedde en wilde dat ik geen woord miste van wat hij zei.
‘Moge zijn naam geschreven staan,’ galmde het door de kerk, ‘in het boek des levens en gegrift in de palm van Gods hand.’
De ouders en de peetouders leken hun adem in te houden, bang als ze misschien waren dat een verkeerd woord van hun kant het einde van de doop zou betekenen.
‘Ouders,’ zei hij, veel zachter nu. ‘U vraagt het doopsel voor uw kind. Van u wordt verwacht, dat u uw kind opvoedt in het geloof en het leert leven naar Gods geboden volgens de woorden van Christus: bemint God en de naasten. Bent u zich bewust van de taak, die u hiermee op u neemt?’
‘Ja, vader,’ zeiden de ouders.
‘Peter en meter, bent u bereid de ouders in hun taak bij te staan?’
‘Dat beloven we, vader.’
De gemeenschap van Jezus Christus neemt jou, Juan Antonio Maria Mamani, met vreugde in haar midden op. Daarom geef ik je in naam van de Kerk het kruisteken, het teken van onze Verlosser.’
Mauro gaf in stilte het kind het kruisteken op het voorhoofd. Dit deed hij ook bij de ouders en de peetouders.
Zonder verder nog iets te zeggen, liep hij naar de doopvont.
De vier volgden hem, de vrouw met de baby in de armen voorop – de meter zo nam ik aan. Ze maakte de windselen wat los waardoor het hoofdje vrijkwam.
‘De almachtige God,’ zei Mauro, ‘de Vader van onze Heer Jezus Christus, die jou heeft bevrijd uit de zonde en het nieuwe leven heeft gegeven uit het water en de heilige Geest, heeft jou opgenomen in zijn volk. Hij zalft je nu met het heilzame chrisma. Zoals Christus is gezalfd tot priester, koning en profeet, zo moge jij als lidmaat van zijn Lichaam voor altijd delen in het eeuwig leven.’
Hij zalfde de baby op de kruin met chrisma, een mengsel van olijfolie en balsem, waarna hij met zijn duim de oren en de mond van het kindje aanraakte.
‘Onze Heer Jezus gaf aan doven het gehoor terug,’ zei hij toen, ‘en stommen liet Hij spreken; moge Hij jou geven, dat je spoedig zijn woord kunt verstaan en je geloof kunt belijden tot eer van God onze Vader.’
Hoeveel zullen deze mensen van zijn woorden begrepen hebben? dacht ik. Laat staan van de rituelen die hij uitgevoerd heeft.
Mauro nam een klein zilveren schaaltje dat met een lange ketting aan de doopvont bevestigd was. Hij schepte er een aantal keer water uit dat hij zonder veel plichtplegingen over het hoofd van de baby goot, die hartverscheurend begon te huilen.
Ik kon de zijkant van Mauro’s gezicht zien en zag plots hoe oud hij was.
Kom naar mij, jullie die vermoeid zijn en onder lasten gebukt gaan, dan zal ik jullie rust geven.
Mauro overhandigde een witte doek waarmee de meter het hoofdje van de baby zachtjes droogwreef. Het kindje kalmeerde iets.
‘Zegene u de almachtige God, Vader, Zoon en heilige Geest,’ sloot Mauro de plechtigheid af.
‘Amen,’ zeiden de vier.
‘Gaat nu allen heen in vrede.’
De Pacha Mama Offers verschijnt in 2019 bij HarperCollins Holland. Voor meer informatie, volg Jeroen Windmeijer op Facebook.